Inburgering
Eerst was er de huisgenote. Een diep Christelijke psychologiestudente uit Flevoland. Ik vraag me nog steeds af hoe diep christelijk ze was en wat er gebeurde in haar slaapkamer toen haar vriendje bleef slapen – ook diep Christelijk.
Dat vraag ik me trouwens steeds af bij overtuigd Christelijke jongeren. Hoe overtuigd ben je? Als je een langdurige relatie hebt, hoe ga je daar dan mee om? Lig je dan echt de hele nacht met je handen en tanden boven de lakens?
Toen kwamen de Nederlandse vriendjes. De één al koeler en killer dan de ander, maar allemaal recht-door-zee. Daar is veel mogelijkheid toe in Nederland. Zowel fysiek als emotioneel.
Er was ook de studie. “Inzicht, mensen, inzicht! Snappen, moet je doen, niet papegaaien! Niets regeltjes, niets rijtjes. Wéét waar je mee bezig bent!”
En de commissies. “Ontplooi je capaciteiten, ga in besturen, zet je in voor je studie en voor je eigen toekomst! Maak carrière, werk aan je CV!”
En het taalgebruik natuurlijk. ‘Vaasjes’ bier, en ‘broodje kroket’, en ‘pinnen’, en ‘borrelen’, en ‘promoveren’ en ‘je P halen’. ‘Tosti’, ‘brak zijn’, ‘lullen’, ‘zooien’ en ‘brallen’.
En na al die geleidelijke aanpassingen, kon de fiets niet achterblijven. Gedaan met de rechtstreekse import uit België. Derde keer, goede keer.
De eerste werd gestolen voor mijn deur. De deur die ik deelde met de diepchristelijke psychologiestudente uit Flevoland. Een vriendinnetje kwam eten en ging even weg om melk te halen. Toen ze terugkwam was er wel melk (goed voor de puree) maar geen fiets meer. Weg, verschwunden, en ik weet op 10 minuten nauwkeurig wanneer hij verdwenen is. Maar daar ben je niets mee, leerde ik proefondervindelijk. Want twee jaren, acht seizoenen en vele vriendjes, nieuwe woorden, commissies en besturen verstreken, maar van mijn fiets geen spoor.
De tweede keer zat het hem in de spaken. Ik geloofde fietsenmaker één niet helemaal, dacht dat hij er zijn slag uit wou slaan, me vertellen dat mijn fiets op instorten stond om me er een nieuwe aan te smeren. Maar ook fietsenmaker twee zei me dat mijn rijwiel het zou begeven. Nog was ik niet overtuigd, want ik had hem al laten vallen dat ik interesse had in een nieuw exemplaar. En wie is nou zo stom zijn eigen ruiten in te gooien door te zeggen dat het oude het nog prima doet en dat vernieuwing helemaal niet nodig is?
Maar toch besloot ik over te gaan op fiets drie. Groot was mijn blijdschap toen fietsenmaker drie aan de spaken van fiets twee voelde en er spontaan één uitviel. Ik achtte het officieel bewezen: ik was toe aan een nieuwe fiets. En deze keer dus een echte Hollandse. Een opoefiets zoals ze het hier noemen. Sober, functioneel, degelijk. Een hoog en breed stuur, een prima functionerende bel en als kers op de taart: een terugtraprem.
Ik voel het: ik ben af. Nu nog leren hoe boerenkool met worst te maken en ik slaag geheid voor het inburgeringsexamen voor allochtonen.