"Probeer ook een beetje te genieten daar in Mali", hadden verschillende mensen aan het thuisfront me op het hart gedrukt voor mijn vertrek. Dus dat doe ik, tussen de bedrijven door.
Toen we zaten te wachten aan de rand van de 'grote weg' van Kangaba, 90 kilometer stoffige zandweg van ons hotel vandaan, dat was genieten. De hele dag had ik geen enkele auto gezien in het dorp, maar wij moesten wel een lift terug regelen.
Twee uur hebben we zitten wachten, kijkend naar de vrouwen die met vanalles op hun hoofd en kinderen in doeken om hun middel voorbij liepen. Mannen op brommertjes die elkaar uitgebreid groetten, mannen die verderop thee zaten te drinken uit kleine glaasjes.
De warmte en het rode stof, de geur en de mensen. Dat was genieten. En genieten was natuurlijk ook het moment waarop er een grote landcruiser zomaar vanuit het niets opdook en ons meenam tot voor de deur van het hotel.
Genieten was het ook achterop Lot's brommer, twee toubabs (blanken) door de straten van Bamako. Lotte die af en toe nageroepen werd door bekenden. Ik die mijn ogen uitkeek: de stalletjes aan de kant van de weg, de mensen in alle kleuren en maten kleding en gewaden, een flarde muziek zo hier en daar in het voorbijkomen.
Het eten later met Lotte, Martin en een hele Malinese familie, op hun erf waar net voor het eten een op hol geslagen geit voor grote hilariteit had gezorgd.
De lekkere Malinese vis, de vriendelijkheid van de mensen die we ontmoet hebben, het warme contact met een grote albinofamilie die we vandaag uitgebreid geinterviewd en gefotografeerd hebben. Dat mag dan wel werk zijn en geld in het laatje brengen, het is zo mooi. En misschien is dat wel het meeste genieten.