Dois Rios
In Dois Rios, twee uur bergop en bergaf wandelen van de beschaving, staat een dorp. De lange brede rechte straten lijken verlaten. Door het hele dorp verspreid zitten een paar mensen op de verhoogde straatrand, het stukje onderrug tussen broek en shirt dat vrij is wordt gekieteld door het vele gras en onkruid, stel ik me voor. Ik voel zelf fantoomjeuk en kan het niet laten te krabben. Het dorp bestaat verder uit hitte en ruisende palmbomen en het geluid van de zee. Sommige van de vervallen huizen hebben een schotelantenne.
Op het einde van de lange hoofdlaan liggen de resten van een oude gevangenis, waar ooit zware criminelen opgesloten werden. De fundamenten en wat brokstukken staan er nog, overgroeid met gras en onkruid en beklad met wereldse graffitti die onwezenlijk overkomt op zo'n desolate plek. Op de eerste verdieping is een grote ruimte -ooit een massacel?- die met tralies en een groot hangslot afgesloten is. De stoffige grond lijkt in geen jaren belopen, maar uit het vertrek schalt de vreemdste muziek. Het lijkt wel Braziliaanse country met Beatlesinvloeden. Het klinkt heel vrolijk, maar ik krijg er koude rillingen van. Ik voel me weggelopen uit een aflevering van Lost.
Mijn nieuwe vrienden en ik vluchten naar het verlaten strand. Meer dan een kilometer hagelwit zand, zee, twee rivieren, voor ons alleen. Uitkijkend over de oceaan vertelt een van hen me dat hij bij de US Air Force werkt. Het moet niet gekker worden.